Detectoramateur vindt niet per definitie iets.



Door Conny Buurman
Doorn/Driebergen
Utrechts Nieuwsblad
De detectoramateurs Ardwie Schoenmaker, Danny van de Pol en Ardan Troost (vanaf links) geven uitleg aan twee belangstellenden. (Foto Peter Arno Broer)


Het is zaterdagmorgen. Een verlegen zonnetje schijnt over de lichtbesneeuwde bosgrond. Uitbundig zingende vogels overstemmen bijna de piepgeluiden van de metaaldetector die zacht heen en weer slingerend de aarde aftast. Het metalen schepje wordt bij de hand gehouden. De piep houdt aan. De oogst is een kwartje uit 1956. De tweede piep levert een nog nauwelijks leesbare munt op uit 1800. Na vier munten, twee stevig verroeste draadnagels en enkele eeuwenoude scherven houden de mannen het voor gezien.
Schatgravers worden ze wel genoemd. "Die negatieve beeldvorming is ontstaan doordat er misschien twee keer per jaar een vondst met foto van een pot met goud in een krant staat. Dat levert ons negatieve reacties op. Maar dat zijn excessen," zegt Ardan Troost, die samen met Ardwie Schoenmaker, beiden uit Driebergen, en Danny van de Pol uit Soest, nu bijna drie jaar detectormaatjes zijn. Elk weekeinde trekken ze eropuit. Zij zijn drie van de in totaal 4000 detectoramateurs. Ruim 1300 zijn lid van de gelijknamige vereniging. "Het is niet zo dat je per definitie iets vindt. Je moet vooral veel geduld hebben," vertelt Schoenmaker. In de Doornse Oudheidkamer worden aan beheerder Ton de Graaf de vondsten van het drietal getoond die zij in de loop der jaren in Doorn en omgeving op hun naam hebben geschreven.
Een ploegijzer, cunera's, een mislukt Romeins huisaltaartje, muntstukken, muurhaken, mantelhaken, potscherven, glas, kogels en kralen.
Archeologie is een wetenschap die zo'n tweehonderd jaar oud is. Niet iedere detectoramateur is archeoloog en niet iedere archeoloog kan met een metaaldetector omgaan. Het lijkt dus voor de hand liggend dat er wordt samengewerkt, maar dat is volgens de amateurs nog lang niet altijd het geval.
Na jarenlang individueel gezocht te hebben, hebben Troost, Schoenmaker en Van de Pol de handen ineengeslagen en gaan ze samen op pad. Via oude landkaarten, hoogtekaarten, luchtfoto's, geschiedkundige gegevens, satellietkaarten en de situatie op de plek zelf, waar lichte glooiingen of bomenrijen de juiste zoekplekken aangeven. "Het verleden laat altijd sporen achter. Vaak is er aan verkaveling te zien dat er iets staat, of gestaan heeft dat door mensen is gemaakt." Het echte zoekseizoen begint wanneer de maïs van het land is gehaald.
Door de expansie in de woningbouw wordt volgens het drietal veel van cultuurhistorische waarde vernietigd voordat het onderzocht kan worden. Soms wordt er ook iets opgegraven waarvan de herkomst nog niet duidelijk is, zoals een munt met bronzen/koperen legering. "De archeologen weten het ook niet. Ze denken dat het soldatengeld is, wat alleen in het kamp geldig was." De moeder van Troost heeft er een tekening van gemaakt. Gehoopt wordt zo achter de herkomst te komen. Landeigenaren moet toestemming gevraagd worden, wanneer een de detectoramateur op het omploegde land wil zoeken, Dit geldt ook voor andere terreinen zoals bouwplaatsen. Soms is ervoor een gebied een detectorverbod ingesteld. De gravers zelf dienen zich aan de richtlijnen van de vereniging te houden die in een huishoudelijk reglement zijn gevat. Zoals: afblijven van munitie, gaten netjes dichten, niet op archeologische terreinen zoeken, waardevolle vondsten melden en wie 's nachts zoekt, is al bij voorbaat verdacht bezig.
Landeigenaren hebben recht op de helft van de waarde van gevonden voorwerpen en alles jonger da 500 jaar hoeft niet te worden aangemeld. Munten worden geregistreerd bij het Koninklijk Penningkabinet en wanneer er een belangrijke archeologische plek wordt ontdekt, geven de detectoramateurs dit door aan bijvoorbeeld de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Niet zelden geven amateurs aan waar professionals moeten gaan graven. Het gebied rondom de kromme Rijn en de Utrechtse Heuvelrug is volgens de detectoramateurs druk bezocht door Noormannen en Romeinen. Bovendien hebben er veel kastelen gestaan. Er wordt dan ook veel gevonden. "De ROB moet keuzes maken, er komen zoveel meldingen binnen. In Houten heb ik bouwputten gezien met sporen van wegen. De tweeduizend jaar oude Romeinse ploeg die er gevonden is, wordt misschien een museumstuk. We hebben het aan de gemeente Houten aangeboden maar er is helemaal niet op gereageerd." Volgens Troost is het op het bouwterrein soms financieel niet haalbaar eerst een archeologisch onderzoek te doen. In Houten is naar zijn zeggen op deze manier een Romeinse villa vernietigd voor de bouw van een zwembad.

Inlichtingen over de Vereniging Detector Amateur bij Danny van de Pol, 035-6027693 of dannytanja@tref.nl

deurtje
Terug naar de kranten.
lijn