Bikkels


Bikkels

Diverse bikkels met linksboven een schapenbotje




Informatie over bikkels overgenomen uit "Kinderspelen op tegels" van Jan Pluis. (ISBN 90-232-1655-5):

Bikkelen.


Duits: Fangsteine; Perducksteine
Engels: five-stones; play at dibs
Frans: jouer aux osselets

Het bikkelen is al een zeer oud spel, dat vrijwel over de gehele wereld in de een of andere vorm werd gespeeld. Zo kennen we uit de Egyptische, Griekse en Romeinse tijd bikkels of voorstellingen van bikkelende meisjes. Tot in de 18e eeuw was bikkelen in ons land algemeen bekend, doch in de tweede helft van die eeuw schijnt het spel al niet meer overal te worden gespeeld, immers Francq van Berkhey schrijft in zijn "Natuurlijke Historie van Holland" (6, p. 1418): "of liever in onze jeugd gespeeld wierd; want het is nu bykans buiten gebruik".
Toch moet in de 19e eeuw plaatselijk nog wel vrij veel gebikkeld zijn, gezien de vele afbeeldingen op 19e eeuwse kinderprenten, het grote aantal bikkels dat bewaard is gebleven en het feit dat de generatie van rond 1900 het spel nog kende. Thans is het spel bij de Nederlandse jeugd vrijwel onbekend.
Voor het bikkelen, zoals dit vooral in Nederland werd gespeeld, waren vier bikkels en een bikkelbal nodig. Een echte bikkel is het sprongbeen (latijn: talus; grieks: astragal) uit een achterpoot van een schaap.
Schapepoot

Linker achterpoot van een schaap
a. voor bet ontvlezen;
b. na het ontvlezen;
1. tibia scheenbeen
2. calcaneus = hielbeen
3. talus = sprongbeen (=bikkel)
4. ossa metatarsi = derde en vierde middenvoetsbeen (vergroeid)
5. phalanx prima = kootbeen (1e teenkootje)
6. phalanx secunda = kroonbeen (2e teenkootje)
7. phalanx tertia klauwbeen (3e teenkootje)

De benen bikkels waren veelal rood geverfd. Ook werden metalen bikkels gebruikt, bijv. van tin, messing of brons; uit de Romeinse tijd zijn nog glazen bikkels bekend. Thans zijn in ons land plastic bikkels te koop, die uit Frankrijk worden geïmporteerd en waarbij een stel bestaat uit vier witte en een rode bikkel.

Een bikkel heeft vier verschillende zijden, ieder met een eigen benaming, die van streek tot streek kan verschillen:
holle zijde put of kuilder
bolle zijde bolleke of stovert
ene vlakke zijde esser
andere vlakke zijde staander

Bikkels Vier benen bikkels (met resten van rode veto + bikkelbal van gres; afm. van een bikkel: 31 x 26 x 29 mm, diam. bikkelbal: 31 mm. Opm.: de bikkelbal is ca. 1910 in gebruik geweest in Oud-Sabbinge (Zld.), waar deze "ket" werd genoemd (vgl. "boncket" in Vondels gedicht op pag. V).
Bikkels Vier bikkels van messing + bikkelbal; afm. van een bikkel: 23 x 17 x 16 mm. Herkomst: Middelburg.

Om de beide vlakke zijden duidelijk van elkaar te kunnen onderscheiden, werden in de S-vormige zijde een letter S, enkele putjes of een sterretje geslagen; deze zijde, de esser, ontleende zijn naam aan de S-vorm.
De bikkelbal was gewoonlijk een grote gebakken knikker (gres) met een doorsnede van ca. 3 cm; later werd ook wel een massieve gummibal gebruikt.
Het bikkelen is een behendigheidsspel, door twee meisjes gespeeld en wel bij voorkeur op een hardstenen stoep bij uitzondering zien we op tegels ook wel eens een jongen en een meisje bikkelen.
In de 17e en 18e eeuwse Nederlandse kunst wordt dit spel vrijwel niet aangetroffen. Een paneel van Willem van Mieris (Leiden 1662 - Leiden 1747) is hierop een fraaie uitzondering
Schilderij
Bikkelende meisjes; Willem van Mieris (Leiden 1662-Leiden 1747), olieverf op paneel, 16,3 x 13,0 cm.

Tekening Tekening
Tijdens het spel werd er meestal een versje opgedreund. Een van de vele varianten laten we hier volgen
"Muuske me floo,
Ze bite me zo,
Bijt ze maar weer
Smijt er 'en gouden bikkeltje neer."
Tot slot geven we zeer beknopt een beschrijving van het bikkelspel, waarvoor gebruik werd gemaakt van gegevens van De Cock en Teirlinck (Kinderspel en kinderlust in Zuid-Nederland 1902-1908, blz. 151-185).

Algemene regels:
- elk meisje gooit vier bikkels op; degene die de meeste verschillende zijden heeft, mag beginnen;
- de speelster mag maar met één hand spelen;
- elke handeling geschiedt tussen opgooien-stuiten-opvangen van de bikkelbal;
- als men één of meer bikkels opraapt, mogen de andere niet worden geraakt;
- de bikkels mogen niet op elkaar komen, anders moet de beurt worden afgestaan;
- de bikkelbal mag niet op de bikkels neerkomen;
- de geworpen bikkels mogen niet alle dezelfde zijde boven hebben;
- een put mag nooit het laatst worden omgekeerd;
- nooit mag de laatst verplaatste of omgekeerde bikkel het eerst worden aangeraakt.

Speelwijze:
1. de een: neergeworpen bikkels een voor een oprapen;
2. de twee: neergeworpen bikkels per twee oprapen (2 x 2);
3. de drie: eerst drie bikkels tegelijk oprapen en dan nog de vierde;
4. de vier: alle vier bikkels tegelijk oprapen;
5. de putten: de geworpen bikkels moeten met de put naar boven worden gekeerd; hierna mogen de putten in een, twee, drie of vier keer worden opgenomen;
6. de stoverts: als 5, doch nu met de stoverts in plaats van de putten;
7. de essers: als 5, doch nu met de essers;
8. de staanders: als 5, doch nu met de stalanders;
9. een-klats-om: de geworpen bikkels eerst met de stalanders naar boven keren; als het zover is, moeten ze worden omgekeerd met de palm van de hand naar boven en de bikkel tussen wijs- en middelvinger; dan weer de bikkels in een, twee, drie of vier keer opnemen;
10. twee-klats-om: als 9, doch twee bikkels tegelijk omkeren met een bikkel tussen wijs- en middelvinger en een bikkel tussen middel- en ringvinger;
11. drie-klats-om: als 9 en 10, doch nu met drie bikkels waarbij de derde bikkel tussen ringvinger en pink;
12. vier-klats-om: de vier staanders moeten in één keer worden omgedraaid;
13. het enkel: de bikkels weer eerst met de staanders naar boven; dan wordt een bikkel tussen wijs- en middelvinger opgenomen; vervolgens een bikkel tussen middel- en ringvinger maar daarbij wordt de eerste losgelaten enz.;
14. het dubbel: bikkels weer met de staanders naar boven; nu worden twee bikkels in &n keer opgenomen tussen wijs- en middelvinger en middel- en ringvinger; daarna tussen ringvinger en pink een derde bikkel opnemen en de tweede bikkel loslaten; dan de vierde bikkel opnemen en de derde loslaten; tenslotte wordt de vierde bikkel omgedraaid; vervolgens worden alle bikkels opgeraapt.

In veel landen wordt met 5 bikkels gespeeld (bijv. België, Frankrijk, Amerika; vgl. de naam "five-stones"). In plaats van de bikkelbal wordt één van de 5 bikkels als opwerper gebruikt.
Een verschil met de hier beschreven speelwijze is bijv. dat de bikkels op de rug van de hand moeten worden gevangen. Een dergelijke speelwijze zien we ook bij de Grieken en Romeinen.

Tegel
137. Bikkelen (meisje); blauw, Amsterdam, le kwart l9e eeuw.
Tegel
138. Bikkelen (meisjes); blauw, 131 x 130 x 7 turn, fries, 2e helft l9e eeuw.
Tegel
139. Bikkelen (jongen en meisje); blauw, Ravesteyn, Utrecht, 4e kwart 19c eeuw. Opm.: in situ in het pand Korte Vijverberg 7, Den Haag.
Tegel
140. Bikkelen (jongen en meisje); blauw, Ravesteyn, Utrecht, ca. 1906. Opm.: tot 1978 in de keuken van het in 1906 gebouwde landgoed Cairnhill te Epe.


deurtje
Terug naar de Homepage.
lijn